Meneer is flink ziek en ligt in bed. Hij is hardhorend en ziet nauwelijks iets.
Ik kom met mijn gezicht dicht bij het zijne, want anders hoort en ziet hij mij niet.
‘Meneer, hebt u het koud?’, vraag ik. Per ongeluk raak ik daarbij zijn neus aan. ‘Uw neus voelt namelijk wel koud aan.’
Meneer antwoordt met een kus en begint te ‘neuzen’.
‘Nu niet meer’, antwoordt hij.